IdDatumTitel

Verhalen en Gedichten

Hallo beste mensen die geinteresseerd zijn in de Ploegstraat,

Wij hebben op nr. 9 gewoond van ongeveer 1947/1948 tot ongeveer 1953. Ik ben geboren op 13 januari 1947.

 

Als ik met 6 jaar naar de eerste klas ben gegaan, moet dit ongeveer kloppen want ik weet dat ik in de eerste klas van de jongensschool heb gezeten.

Ik kan me nog herinneren dat, toen ik en mijn 2 jaar oudere broer een keer te laat op school kwamen, we voor straf, met nog enkele anderen, in het gelid midden op het schoolplein met het gezicht naar de school moesten staan totdat linksonder het raam open ging en de directeur (ik geloof dat hij Alberts heette), ons naar binnen riep, dit gebeurde meestal na ongeveer een kwartier.

De enige mooie herinnering die ik aan die school heb overgehouden is het filmpje over “Jantje Ego’s wonderlijke reis”; daarvoor moesten we massaal naar de vierde klas waar de leraar, ik dacht dat hij van Dungen heette, de film vertoonde.

Je moet me maar corrigeren als de namen anders waren want met 6 jaar kun je niet alles onthouden.

 

Nu even over onze buurvrouw van nr. 7

Ze heette Miet Pasmans, wij noemden ze Miet Bair, waarom weet ik niet.

Ik weet wel dat ze regelmatig achter buiten aan de schutting kwam en ons moeder weer een onderbroek liet zien die ze bij “De Senger” voor 98 cent had gekocht.

“De Senger”, of misschien wel “Sengers” zat aan de Hoogstraat- Grote Berg in zo’n gang waar ook vaak stoom uitkwam en wij daar in speelden.

Wij, en het huis van Pasmans, hadden een gezamelijken hof die erg lang was.

We moesten altijd, aan de zijde van de kerk, door hun poort naar onze plaats en dus altijd over hun grondstuk.

Maar ik geloof dat daarvoor een afspraak was gemaakt.

In de schuur (twee schuren naast mekaar) zaten de wc’s, met een muurtje ertussen.

Ik weet nog dat er een gat in dat muurtje zat en we elkaar konden zien.

Voor mij was dat natuurlijk nog niet spannend maar ik kan me voorstellen dat het voor mijn broer en mijn 2 oudste zusters wel spannend kon zijn.

Ik was de jongste thuis, mijn broer 2 jaar ouder en daarboven kwamen nog 2 zusters die resp. 4 en 5 jaar ouder zijn dan ik.

De wc’s kwamen uit in het midden van de hof in een grote ronde put die om de zoveel tijd moest worden leeggezogen.

Als die put dan vol was, lag de deksel eraf en vonden wij het spannend om daar overheen te springen.

Mijn oudste zuster sprong... en belandde midden in de put.

Ze zat tot ver over haar middel onder de stront.

Dat was lachen natuurlijk maar toch ook wel eng.

Dat verhaal heeft ze nog vaak moeten horen maar helaas zit ze ernstig ziek in verpleeghuis Dommelhoef en weet ze bijna niets meer.

 

Op een dag, in de zomer, waren ik en mijn broer in de grote hof aan het spelen toen wij plotseling een grote rode sprinkhaan tegen de schutting zagen zitten.

We hadden er allebei schrik van, misschien wel 6 cm lang en vuurrood van kleur.

Sommigen die dit lezen denken dat ik uit mijn nek zit te kletsen maar het is echt waar!

Nog nooit eerder heb ik een rode sprinkhaan gezien totdat, vele jaren later, ik en mijn vrouw en schoonzus en zwager, in Oostenrijk in een weiland weer zo’n rode sprinkhaan zagen waarop ik zei: “kijk goed want die zie je waarschijnlijk maar eens in je leven”.

Ik was natuurlijk blij dat ik mijn ontdekking kon delen want als ik over een rode sprinkhaan sprak, geloofde niemand mij.

Sindsdien heb ik nooit meer zo’n sprinkhaan gezien.

 

Dan aan de andere kant van de gang woonden resp. een vrouw, naam niet bekend, dan Driekske Doomen (de groenteboer), dan fam. Knabben en dan fam. Van Rooij, ook weer bekenden van Hennie de Groot.

Ik ken overigens Hennie de Groot al heeeel lang en wij zijn altijd vrienden geweest.

 

Maar vooral Driekske Doomen verdient de aandacht.

Vaak was hij zat en moest hij van zijn vrouw buiten in de stal zijn roes uitslapen.

Wij zagen hem dan liggen tussen de planken van de deur in het stro en hij wist van toeten nog blazen.

Wij stampten dan tegen die deur om hem wakker te maken maar dat is nooit gelukt.

Nou weet ik niet of in diezelfde stal  ook zijn paard stond maar dit kan ook een stal ernaast zijn geweest.

Die stallen zag je als je door dat gangetje langs ons huis liep.

Die platte wagen, waar normaal zijn groenten op lagen, stond daar ook ergens.

Zijn paard hoorden we ook wel eens tegen de wanden van de schuur stampen maar daar hadden we het niet zo op.

Driekske werd vaak voor de gek gehouden maar daar hadden wij natuurlijk lol in.

Als hij dan ’s morgens de gang uitkwam met zijn paard en wagen vol groenten hingen wij wel eens achter aan die wagen maar dat vond hij niet goed natuurlijk.

 

Verder, aan de overkant naast de schoolpoort woonde Frans Stark, enigs kind dat ons altijd pestte.

Daarnaast fam. Coolen en daarnaast fam. Knabben, ik geloof dat dat familie van de overkant was.

En verder zijn mij geen namen bekend .

Als mij nog meer te binnen schiet laat ik het weten.

Ook moet ik nog met mijn oudere zuster praten....

 

De groeten tot dusver en hopelijk krijg ik meer reacties,

Frans van Willigen.